In deze nieuwsbrief behandelen wij:

  • Internetgedrag tijdens kantooruren reden voor strafontslag
  • Verrichten nevenactiviteiten na ziekmelding kan leiden tot ontslag
  • Als werknemer na ontslag een andere baan en geen wens van terugkeer heeft, is hij bij een te starten hoger beroep niet-ontvankelijk vanwege ontbreken procesbelang. Read:

 

Internetgedrag tijdens kantooruren kan reden zijn voor strafontslag.

Werknemer, werkzaam als provincieambtenaar, is tijdens functioneringsgesprekken aangesproken op zijn lange werkdagen en afwijkende werktijden. Omdat werknemer niet op heldere wijze uiteen kon zetten waarom hij lange werkdagen en afwijkende werktijden had is er een onderzoek ingesteld naar zijn internetgedrag. Deze bevindingen zijn door de ICT afdeling vastgelegd in een rapport. Naar aanleiding van het rapport heeft het dagelijks bestuur (voorwaardelijk) ontslag opgelegd wegens plichtsverzuim. Enige tijd later is er weer een onderzoek gestart naar zijn internetgedrag. Het dagelijks bestuur heeft vervolgens het strafontslag ten uitvoer gelegd. Omdat appellant de feitelijke juistheid van de rapporten niet heeft bestreden gaat de Raad uit van de in de rapporten opgenomen feitelijke gegevens. Uit de rapporten blijkt dat appellant tijdens werktijd gemiddeld 100 uur per maand bezig is geweest met niet-werkgerelateerde zaken. Hiermee heeft appellant zich evident niet integer gedragen. Door de internetgeschiedenis te verwijderen heeft hij bovendien getracht het plichtsverzuim te verhullen. De conclusie van de Raad is dan ook dat het dagelijks bestuur bevoegd was om het ontslag op te leggen.

Het verrichten van nevenactiviteiten na ziekmelding kan leiden tot ontslag.

Werknemer, werkzaam als zweminstructeur, heeft in 2011 van werkgever toestemming gehad om nevenwerkzaamheden te verrichten, bestaande uit het geven van zwemles. Voorwaarde was dat de nevenwerkzaamheden niet worden verricht bij arbeidsongeschiktheid. In 2014 is werknemer arbeidsongeschikt verklaard en sindsdien wordt gewerkt aan zijn re-integratie. Werkgever is vervolgens een onafhankelijk onderzoek gestart naar vermoedelijke schending van integriteitsregels door werknemer.  Uit dit onderzoek is gebleken dat werknemer zich in juli 2015 met pijnklachten heeft ziek gemeld voor zijn re-integratiewerkzaamheden. Werknemer is echter diezelfde maand vele malen aangetroffen terwijl hij zwemles gaf in een ander zwembad. Werkgever heeft de werknemer vervolgens ontslagen. De Raad oordeelt dat werknemer een zwaarwegend belang heeft mogen hechten aan de omstandigheid dat werknemer nevenwerkzaamheden heeft verricht nadat hij zich tijdens zijn re-integratiewerkzaamheden had ziek gemeld. Het gegeven ontslag blijft in stand.

Als werknemer na een ontslag al een andere baan heeft en hij geen wens van terugkeer heeft, dan is hij bij een te starten hoger beroep niet-ontvankelijk vanwege ontbreken procesbelang.

Werknemer was vanaf januari 2004 werkzaam bij werkgever. Uit beoordelingen blijkt dat werknemer onvoldoende functioneert voor zijn functie en aan hem wordt een verbetertraject opgelegd. Werknemer verleent geen medewerking aan dit traject en wordt daardoor ontslagen wegens onbekwaamheid. De Raad komt als eerste toe aan de vraag of werknemer procesbelang heeft in dit geschil. Uit vaste rechtspraak vloeit voort dat pas sprake is van procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang. Werknemer heeft een nieuwe baan die naar eigen zeggen aansluit bij haar carriëre. Werknemer heeft geen financieel nadeel geleden want zij is tot zij begonnen is met haar nieuwe baan volledig doorbetaald door werkgever. Ook heeft zij geen ander financieel nadeel geleden. Daarnaast wil werknemer haar huidige functie blijven uitoefenen en wil zij niet terugkeren in haar oude functie. Haar belang bij de behandeling van het beroep ligt in haar zeggen hierin dat zij zich onrechtvaardig behandeld voelt. Uit bovenstaande volgt dat werknemer geen procesbelang heeft. De werknemer wordt in haar beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard. stand.